Eisen ten aanzien van het schieten met vuurwapens
Aspirant-leden mogen alleen gebruik maken van luchtdrukwapens. Na de aspirant-periode en wanneer de vaardigheidsproef met goed gevolg is afgesloten, is het gebruik van vuurwapens toegestaan. Het bestuur stelt echter eisen ten aanzien van de bekwaamheid van de leden alvorens deze vuurwapens mogen gebruiken.
Door leden stapsgewijs kennis te laten maken met de diverse disciplines wordt de veiligheid voor de schutters zoveel mogelijk gewaarborgd. Daarnaast wordt zo schade aan de banen zoveel mogelijk voorkomen.
De bekwaamheid van een schutter leidt het bestuur af aan de hand van een proef die de schutter hiervoor aflegt. In onderstaande tabel zijn de eisen voor de diverse disciplines opgenomen:
gewenste discipline | wapen waarmee de proef wordt afgelegd | afstand (meter) | aantal schoten | aantal punten | ||||
kleinkaliberpistool (10 / 25 meter) | luchtpistool | 10 | 40 | 300 | ||||
grootkaliber pistool (25 meter) | kleinkaliberpistool | 25 | 20 | 150 | ||||
kleinkalibergeweer (12 / 50 meter) | luchtgeweer | 10 | 40 | 300 | ||||
kleinkaliberkarabijn 12 / 50 meter)Â | luchtgeweer | 10 | 40 | 300 | ||||
grootkalibergeweer (100 meter) | kleinkalibergeweer | 50 | 30 | 225 | ||||
militairgeweer (100 meter) | grootkalibergeweer | 100 | 15 | 115 |
Voorbeeld: een schutter mag met een groot kaliber geweer op de 100 meter baan schieten als hij/zij kan aantonen dat hij/zij met een klein kaliber geweer op de 50 meter baan 225 punten kan halen uit 30 schoten.
De proef wordt afgelegd op gemerkte kaarten die door het bestuur worden afgegeven. Indien voor een proef gebruik wordt gemaakt van insteekkaarten op een moederkaart wordt tevens een nieuwe moederkaart gebruikt. Alle schoten die voor de proef worden gedaan, moeten zichtbaar op de (moeder)schijf zitten. De resultaten van de proef worden door het bestuur aangetekend in het schietbeurtenregister. Na het behalen van het vereiste aantal punten mag het lid, na een instructie door een door het bestuur aangewezen schutter de discipline, waarvoor de proef is afgelegd, beoefenen.
Voor (aspirant-)leden die reeds in het bezit zijn van een eigen vuurwapen geldt eveneens de eis dat men door middel van een proef kan aantonen voldoende bekwaam te zijn in het gebruik van het wapen. Genoemde eisen zijn behoudens een andere beslissing van het bestuur.